Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives

Pressedienst

Bron: a.a.a.p.


Anton Ciliga

Anton Ciliga
Bron: Courage 


In het land van den grooten leugen : Tien Jaren in Sovjet-Rusland. – Anton Ciliga, vertaald uit het Russisch door Irina Canté-Kryloff en Louis F.C. Canté. – Haarlem : Uitgeverij H. Stam, [1938]. – 320 p. – (Juweelen-serie)


In het land van de grote leugen


Bron:   Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, 2e jrg., nr. 4, 1940 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor Rätekommunismus , met medewerking van de Association Archives Antonie Pannekoek.


Er zijn zeer veel boeken uitgekomen over de Sovjet-Unie, maar geen van de schrijvers van die boeken legde bij zijn beoordeling voornamelijk de maatstaf aan: in hoeverre hebben de arbeiders in de u.s.s.r. zelf de macht in handen?

Het is dan ook de grote verdienste van Ciliga (*) dat hij dat wel doet.

Hij ging naar Rusland als lid van de linkerfractie van de Joegoslavische Communistische Partij. Zijn eerste reactie op zijn doorreis door Rusland is verwondering over de armoede die er heerst. Maar doordat hij steeds meer van de toestanden leert kennen en omgang heeft met partijinstanties en arbeiders, begint hij allengs te begrijpen, dat er iets moet haperen in het systeem. Hij ontmoet oppositionele groepen en sluit zich bij hen aan. Hij wordt gearresteerd en leert de Russische gevangenissen kennen. En dat is de plaats waar hij het best te weten komt, wat er in de Russische arbeiders leeft. Niet alleen omdat er daar van de meest uiteenlopende richtingen en uit de meest verscheidene milieus aanwezig zijn, maar omdat het de enige plek in Rusland is waar men vrijuit kan spreken en debatteren; ja, zelfs kranten kan uitgeven. Wie denkt dat Ciliga in een Russische modelgevangenis is terechtgekomen heeft het echter mis. Voedsel, verwarming, huisvesting zijn er even erbarmelijk als in andere gevangenissen. De opzichters zijn even wrede schurken. Maar het verschil zit daarin, dat de gevangenis waar Ciliga drie jaar verbleef een zogenaamde politieke isolator was. In deze gevangenissen komen voor het grootste deel revolutionairen en deze lieten zich niet zo gemakkelijk onderdrukken. Hun vrijheden hebben ze door harde strijd veroverd. Hongerstakingen waarbij zelfs doden vallen behoren niet tot de uitzonderingen en worden met grote hardnekkigheid en solidariteit gevoerd.

In deze gevangenis komt hij in aanraking met leden van de sociaaldemocratische fractie, anarchisten, verschillende Trotskistische stromingen, boeren, partijloze arbeiders, grote en kleine bureaucraten. Doordat er steeds nieuwe bijkomen uit alle delen van het land en deze hun ervaringen vertellen, krijgt hij een beeld over de toestanden en de stemming van de arbeiders en boeren van heel Rusland. Er zijn “wandelgroepen” (die bij het luchten steeds samenkomen) van verschillende politieke richting gevormd, die ijverig discussiëren en kranten uitgeven. Daar maakt hij dan ook een politieke ontwikkeling door, juist omdat hij er zit in de periode dat Rusland een ontwikkeling doormaakt. Het eerste vijfjarenplan, de industrialisatie en de collectivisatie worden doorgevoerd en diegenen die zich niet onmiddellijk onderwerpen, of op de een of andere manier verdacht worden het Plan in de weg te staan, bevolken de gevangenissen van de u.s.s.r.

Oorspronkelijk sluit hij zich aan bij de Trotskistische groep, maar juist door de hierboven geschetste ontwikkeling gaat hij de betekenis van het Trotskisme en Leninisme begrijpen en sluit hij zich aan bij de uiterst linkse groepen.

Kort voor hij in de gevangenis kwam schreef hij dit:

“[…] deze mening over het vijfjarenplan was natuurlijk in absolute tegenspraak met de officiële theorie zowel van het Stalinisme als van het Trotskisme. Het Trotskisme evenals het Stalinisme zag in deze gebeurtenissen niets anders dan een strijd tussen twee sociale systemen: het socialisme en het privé-kapitalisme, tussen twee klassen: het proletariaat en de bourgeoisie (waarbij deze laatste dan de koelakken en de overblijfselen van alle vroegere leidende klassen omvatte). Naar mijn mening evenwel waren er drie maatschappelijke systemen, die elkaar hier bekampten (**): het staatskapitalisme, het privé-kapitalisme en het socialisme, die respectievelijk drie klassen vertegenwoordigden: de bureaucratie, de bourgeoisie (met inbegrip van de koelakken) en het proletariaat. Het verschil bestond daarin, dat Stalinisten en Trotskisten het staatskapitalisme aanzagen voor socialisme en de bureaucratie voor het proletariaat. Trotski evengoed als Stalin, laat de staat voor het proletariaat doorgaan, de dictatuur van de bureaucratie over het proletariaat voor de dictatuur van het proletariaat, en de overwinning van het staatskapitalisme op het privé-kapitalisme en het socialisme voor een overwinning van dit laatste. Het verschil tussen Stalin en Trotski bestond daarin, dat Stalin hier zuiver socialisme en zuivere dictatuur van het proletariaat in zag, terwijl Trotski zich rekenschap gaf van de leemten en bureaucratische vervormingen van het systeem.
Ik persoonlijk kwam tot de conclusie, dat het hele bureaucratische regiem vernietigd moest worden en dat een nieuwe sociale revolutie van arbeiders en kolchozenleden – gericht tegen de bureaucratie – noodzakelijk was. Waar is, dat ik op dat ogenblik de belangrijkheid van mijn verschil van inzicht met dat van de Trotskisten nog onderschatte, het leek me dat ik eenvoudig verder was dan zij en dat het verschil tussen onze beide meningen slechts tijdelijk was. Ik hoopte, dat de oppositie op de duur tot dezelfde conclusie zou komen als ik en mij derhalve op deze weg zou inhalen. In de volgende jaren zou ik echter gaan inzien, hoe sterk de organische banden waren die de Trotskistische oppositie aan het bureaucratische sovjetregime verbonden; deze banden waren te sterk dan dat deze oppositie ooit de kloof zou kunnen overbruggen tussen een linksgerichte bureaucratische kliek en een proletarische revolutie.”

En hier zijn mening in de gevangenis:

“Gezegd moet worden dat van een sociaal en politiek standpunt bezien het “programma” van Trotski alle hoop van de linksen vernietigde. Sedert 1930 verwachtten ze dat hun leider stelling zou nemen en verklaren zou dat de huidige Sovjetstaat geen arbeidersstaat was. En nu definieerde Trotski hem, reeds in het eerste hoofdstuk van het “programma”, klaar en duidelijk als een “proletarische staat”. Nog erger was de ontgoocheling op het gebied van het vijfjarenplan: het socialistisch karakter van zijn doeleinden en zelfs van zijn methodes werd in het programma met nadruk erkend. Alle polemiek op sociaal domein werd voor ordinaire ruzie uitgekreten: “De Sovjet-Unie is de fase van het socialisme nog niet binnen getreden, zoals de aan het bewind zijnde stalinistische fractie beweert, doch bevindt zich slechts in de eerste fase van een evolutie naar het socialisme.” Verderop werd het vijfjarenplan, dat steunde op uitroeiing van de boeren en onbarmhartige exploitatie van de arbeiders, geïnterpreteerd als een “poging van de bureaucratie om zich bij het proletariaat aan te passen”. Kortom, de u.s.s.r. was bezig zich te ontwikkelen op het fundament van de proletarische dictatuur. Vergeefs zou voortaan de hoop zijn, dat Trotski er ooit toe zou komen onderscheid te maken tussen bureaucratie en proletariaat, tussen staatskapitalisme en socialisme. Diegenen onder de “ontkenners” van links, die geen socialisme konden zien in dat wat men in Rusland bezig was op te bouwen, stond niets anders meer open dan met Trotski te breken en de “Trotskistische bond” te verlaten. Een tiental – waaronder ik zelf – besloot daartoe inderdaad. Zoals toen gebruikelijk is, motiveerden wij ons uittreden met een schriftelijk verklaring.
De hoofdinhoud dezer verklaring was, dat de positieve houding van Trotski ten aanzien van de sociale verschijnselen, gevoegd bij zijn negatieve houding ten aanzien van de politieke superstructuur logischerwijze moest uitlopen op een zuiver politieke revolutie. Maar een dergelijke revolutie zou, om de dingen zo goed mogelijk te regelen, het personeel van de bureaucratie doen wisselen het drenken in een klein beetje liberalisme, zonder evenwel de grondslagen van het regiem te wijzigen.
Het zou een herhaling worden van 1830 […]
Wat mij het meest ergerde in het programma van Trotski was dat het nog in staat geacht mocht worden de illusies van het westelijk proletariaat aangaande Rusland te versterken in plaats van ze te vernietigen.
Als Stalin zei: “wij hebben het socialisme reeds verwezenlijkt”, bepaalde Trotski zich er toe te preciseren: “pardon, niet het socialisme, doch pas zijn eerste fase” […]
Het verschil tussen onze oppositie en het Trotskisme lag niet alleen in de wijze van beoordeling van het regime en van begrijpen van de huidige problemen, het lag voor alles in de opvatting van de rol, die het proletariaat in de revolutie te spelen had. De motor van de revolutie was volgens de Trotskisten de partij, voor de uiterst linkse groepen de arbeidersklasse. De strijd tussen Stalin en Trotski betrof de politiek van de partij en haar leidend personeel, voor beiden was het proletariaat slechts een lijdend voorwerp.
De communistische groepen van uiterst links daarentegen interesseerden zich voor alles voor de positie en de rol der arbeidersklasse, voor wat ze in feite in de sowjet-maatschappij was, en ze moest worden in een maatschappij, die zich waarachtig tot taak zou stellen het socialisme op te bouwen. De ideeën en het politieke leven van die groepen openden mij een nieuw perspectief en wierpen vraagstukken op die de Trotskistische oppositie onbekend waren: hoe dient het proletariaat het aan te leggen, om de productiemiddelen te veroveren die aan de bourgeoisie ontnomen zijn, om de partij en de regering daadwerkelijk te controleren, om de arbeidersdemocratie in te voeren en de revolutie te bewaren voor bureaucratische degeneratie.
Ik constateerde niet zonder ongerustheid een leemte in de brieven en andere geschriften van Trotski die ons in de gevangenis bereikten: Trotski sprak er nooit van stakingen te willen organiseren, de arbeiders op te wekken tot de strijd tegen de bureaucratie, de arbeidersklasse te mobiliseren ter verwezenlijking van het Trotskistische economische programma.”

Het boerenvraagstuk

Ook het boerenvraagstuk heeft de aandacht van Ciliga. Hij laat duidelijk zien dat de geschiedenis van de collectivisatie de geschiedenis van een stuk klassenstrijd is.

“Een nieuwe toekomst, al zou die dan nog verschrikkelijke offers vragen deed zich voor de boerenstand open. De aardbeving van de collectivisatie kondigde tevens de dageraad van een nieuwe dag aan. Afschuw en hoop werden in hetzelfde ogenblik geboren. Het was immers onmogelijk zich niet door de hoop te laten meeslepen, als bovendien iedere weerstand de mensen naar de hongerdood kon voeren of naar de maagdelijke wouden van het uitgestrekte sovjet-noorden. Geen andere uitweg ziende, aarzelde het merendeel van de boeren eerst nog even, om zich tenslotte te onderwerpen.
In april en mei 1930 begreep ik, dat geen macht ter wereld de hervormingen kon tegenhouden en dat het achterlijke keuterboerendom plaats ging maken voor een machtige staats-landbouwindustrie die gebaseerd zou zijn op de kolchozen. Behalve in het schrikbewind en de technische vooruitgang, vond de bureaucratische collectivisatie nog een bondgenoot in de sociale toestand van het oude Russische dorp met zijn klassentegenstellingen. De tradities van de Russische plattelandsgemeenschappen, het primitieve collectivisme van de boeren, droegen in belangrijke mate bij tot het succes van de collectivisatie. In het Russische dorp was de kapitalistische boer, de koelak die een makkelijk leventje leidde ten koste van de arbeid van anderen, niet geliefd. De bureaucratie nu had deze haat tegen de koelak, dat instinct van de landelijke gemeenschap, tot haar eigen voordeel weten te exploiteren. Het komt meer voor dat revolutionaire verwachtingen van de massa verwezenlijkt worden onder reactionaire vormen.
De koelak was niet alleen gehaat bij de dorpsgemeenschap, die de middelste lagen van de bevolking omvatte, maar ook bij de behoeftige elementen en de dagloners, die de onmiddellijke slachtoffers van de koelak waren. Immers deze laatste pachtte de grond van de behoeftigen, terwijl de dagloners zijn betaalde krachten waren. De “anti-koelakse” gezindheid van deze beide laatste categorieën speelde een belangrijke rol in de strijd tussen de koelakken en de bureaucratie, vooral in die streken, waar het kapitalisme van de koelakken reeds grote vorderingen gemaakt had en waar bijgevolg de weerstand tegen de bureaucratische collectivisatie bijzonder hardnekkig was (Oekraïne, Noord-Kaukasië, Siberië). De landbouw-collectivisatie werd uitgevoerd door middel van een aantal ingewikkelde, soms tegenstrijdige maatregelen. Men gaf de grond van de koelakken aan de kolchozen, evenals hun vee. Ze hadden ze maar in bezit te nemen, daarna zou men wel verder zien. De machine deed zijn intree in het dorp, de plattelandseconomie kwam nader tot de industrie, het dorpsleven nader tot het stadsleven. De nieuwe economie wierp alle vroegere gewoonten omver, bracht de onderste lagen van de bevolking omhoog en nam zelfs een deel ervan op onder haar administratief personeel. Het was voor een gemiddelde boer ontegenzeggelijk een bevordering als hij tot voorzitter van een kolchoz of zelfs maar tot “brigadier” of “akkerleider” werd benoemd. Dan deden zich ongedachte perspectieven voor hem open en zijn organisatorische aanleg ontwikkelde zich. Een arme jonge boer, die tractorbestuurder werd, steeg werkelijk een paar treden op de maatschappelijke ladder. Toch deed hij in werkelijkheid niets anders dan van patroon veranderen, aangezien hij nu in plaats van arbeider in dienst van een koelak, arbeider in dienst van bureaucratie geworden was. Het gros () van de massa veranderde niet van positie. De dagloners van de kolchozen werden bij voortduring gruwelijk geëxploiteerd en hun toestand deed sterk denken aan die van de vroegere lijfeigenen.
De vruchten van de kolchoz-arbeid, evenals die van de industrie, eigende de bureaucratie zich toe, beginnend bij de lagere ambtenaren van de kolchoz (of van de fabriek) tot aan de allerhoogste leiders in het Kremlin toe. De mate van exploitatie, waaraan de onderscheiden arbeidersgroepen blootstonden, verschilde evenzeer als het aantal voorrechten die de diverse lagen van de bureaucratie genoten. Maar dat alles veranderde niets aan de fundamentele verdeling van het land in twee kampen:
De geëxploiteerde arbeidersmassa’s enerzijds, de exploiterende leiders anderzijds.”

En hieronder nog een citaat, waaruit duidelijk blijkt, dat de boerenkwestie ook in de komende revolutie een probleem zal zijn, waarmee rekening moet worden gehouden.

“Gedurende de Octoberrevolutie hadden de boeren 30.000 bedrijven van grootgrondbezitters, die tezamen de helft van de Russische bodem besloegen, tot de hunne gemaakt; daarna hadden ze de privébezittingen, de keizer- en de kerkelijke landeigendommen onder elkaar verdeeld. Thans moesten tien, twintig miljoen van de vijfentwintig miljoen boerenbedrijven die Rusland telde, geliquideerd worden. Ze moesten in enige honderdduizenden kolchozen verdeeld worden en onder controle gesteld van enige duizenden machine – en tractorstations, die aan de staat toebehoorden. Hoe belangrijk de “spontane verdeling” van oktober ook geweest was, ze was oneindig veel gemakkelijker uitvoerbaar geweest dan de huidige collectivisatie. Inderdaad is het eenvoudiger 30.000 bedrijven van grootgrondbezitters onder elkaar te verdelen, dan 10 à 20 miljoen boerenbedrijven samen te smelten. Het is makkelijker, enige honderdduizenden adellijke bezitters van hun grond te beroven dan 100 miljoen boeren. Bovendien was de agrarische revolutie van Oktober betrekkelijk eenvoudig geweest, want ze veranderde niets aan de techniek van de landbouw en gaf zelfs aanleiding tot een achteruitgang daarvan. Thans ging het om een landbouwrevolutie, die toepassing van de aller modernste methoden eiste, die voor het merendeel nog niet in gebruik waren op het moment van de collectivisatie.
Bij de Oktoberverdeling was de beroving van de aristocratie gepaard gegaan aan haar uitsluiting buiten de landbouwmaatschappij. De collectivisatie daarentegen eiste dat de vroeger zelfstandige boeren zich zouden aanpassen aan hun nieuwe rol van kolchozen-arbeiders, een rol die van overwegend belang was in het productiesysteem. Om dat te bereiken waren schrikbewind en techniek niet voldoende: een minimum-medewerking van de zijde der boeren was daarbij onmisbaar.”

Het boek van Ciliga is wel het beste dat over Rusland geschreven is. Het legt niet zozeer de nadruk op het levenspeil der arbeidersklasse maar het laat iets van de werkelijke maatschappelijke verhoudingen in Rusland zien en de klassenstrijd, daaruit voortkomend.


Redactionele aantekeningen

*) Ante Ciliga  (1898-1992); Kroatisch politicus en schrijver; sinds 1920 lid van de Communistische Partij van Joegoslavië; opgesloten in Stalin’s gevangenissen en verbannen naar Siberië in de jaren 1930, later een fervent patriot en keerde na de zelfstandigheid terug naar Kroatië; zie ook: Ante Ciliga (1898-1992) : A Life at History’s Crossroads  / Stephen Schwartz; en Ante Ciliga  / Philippe Bourrinet.

**) Bekampten, bedoeld: bestreden.

†) Gros: het overgrote deel.


Compiled by Vico, 12 October 2021


























Overzicht

Zie ook: Sowjet-bourgeoisie.