Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives

Pressedienst

Bron: a.a.a.p.


Klassenbeweging III


Bron:   Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, nr. 3, 1938 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor Rätekommunismus , met medewerking van de Association Archives Antonie Pannekoek.


(Slot volgt.)


In het eerste artikel werd de taak van de oude arbeidersbeweging in het opkomende kapitalisme geschetst. In het tweede werd het ontstaan van revolutionaire bedrijfsorganisaties in Duitsland behandeld en de strijd die binnen de jonge k.p.d. om de b.o.’s werd gevoerd. Hier willen we in korte trekken nagaan, welke opvattingen in de revolutionaire periode van 1919-1923 ontstonden.


De jonge radenbeweging in Duitsland maakte dus in één slag duidelijk, dat zich in de gedachtewereld van vele arbeiders belangrijke omvormingen hadden voltrokken omtrent het voeren van de klassenstrijd. Maar deze omvormingen vormden volstrekt geen eenheid en dus traden al direct verschillende richtingen in de radenbeweging op. Algemeen was men het er over eens, dat de nieuwe organisatie van de arbeiders zich op de grondslag van het bedrijf moest voltrekken en dat de hele organisatie zo moest worden opgebouwd, dat zich niet opnieuw een “bonzendom”, een “leiderskliek” kon vormen. Algemeen was men het er over eens, dat de nieuwe organisatie een miljoenenorganisatie moest zijn, die de grote meerderheid van de arbeidersklasse moest omvatten, en dat deze de dictatuur van het proletariaat moest belichamen.

“Een organisatie van miljoenen, van vele, vele miljoenen bewuste communisten is nodig. Zonder deze overwinnen wij niet…”
(Gorter: De organisatie van de klassenstrijd (1).)

Maar direct bij de oprichting van de a.a.u.d. kwam al het twistpunt naar voren, of deze algemene Arbeidersbond de enige organisatie van de strijdende arbeiders moest zijn, of dat daarnaast nog een politieke partij nodig was (in dat geval de k.a.p.d.). Dit geschilpunt leidde reeds in december 1920 tot een splitsing . Voor de a.a.u.d. was dit een geweldige aderlating, die misschien de helft van het aantal aangesloten bedrijfsorganisaties omvatte.

Deze afgescheiden a.a.u.d. (Eenheidsorganisatie) gaf in 1922 de volgende tijdschriften uit: Die Einheitsfront (2) (Berlijn), Der Weltkampf (3) (West-Saksen en Zwickau), Der Unionist (4) (Hamburg), Die Revolution (5) (Oost-Saksen). Verder voerde het blad van Pfempfert Die Aktion (6) ook een krachtige propaganda voor de Eenheidsorganisatie. Volgens de verklaringen van de Eenheidsorganisatie was ze in 1922 reeds in staat 6% van de Duitse bedrijven te kunnen “overnemen”, terwijl ze haar ledental opgaf met 212.000. Nu is dit zeer waarschijnlijk alleen een “propagandacijfer”, maar in ieder geval blijkt uit het boven staande, dat de stroming, die tegen iedere partijvorming was gericht, zeer krachtig was.

De ontwikkeling van de klassenstrijd had dus deze twee hoofdstromingen in de radenbeweging gebracht. Welke richting was de juiste? Of had ieder voor zich een deel van de juiste strijdwijze? Of waren ze beide fout? In welk opzicht speelde de traditie van oude opvattingen nog een rol in beide stromingen? Met andere woorden: in welk opzicht verrijkt deze strijd binnen de radenbeweging ons inzicht in de strijd voor het communisme? Om dit te onder zoeken, moeten we beide stromingen nader beschouwen.

K.A.P.D. en A.A.U.D.

Het toenmalige standpunt van de a.a.u.d. en de k.a.p.d. vindt men het helderst geformuleerd in Gorters Open brief aan Partijgenoot Lenin (7) (1921). Dit geschrift behoort nog altijd tot de allerbeste werkjes, waarover de radenbeweging beschikt, al is het daar ontwikkelde standpunt betreffende de Algemene Arbeidersbond en de betekenis van de partij naar onze mening verouderd. Maar nergens anders is zo duidelijk de grondslag van het marxistische anti-parlementarisme blootgelegd en nergens anders wordt zo duidelijk aangetoond, waarom de arbeidersklasse geen hulp te verwachten heeft van de boeren of de kleine middenstand.

Na de Open Brief verschenen van de hand van Gorter De Algemene Arbeidersbond (8) en De organisatie van de klassenstrijd, die meer in het bijzonder handelen over de toenmalige opvattingen omtrent de verhouding van de Union tot de hele arbeidersklasse, de verhouding van de Union tot de k.a.p.d. en omgekeerd en de verhouding van partij en Union tot de dictatuur van het proletariaat.

De oorsprong van de opvattingen van a.a.u.d. en k.a.p.d. dragen duidelijk de sporen van hun ontstaan uit een stagnerende revolutie. Ja, nu we ongeveer 20 jaar verder zijn, kunnen we zeggen van een terugvloeiende revolutie. Had de revolutie zich in 1919 meteen doorgezet, zodat de arbeidersraden overal waren begonnen de bedrijven te onteigenen en de politieke macht direct in de hand te nemen, dan hadden al deze vraagstukken er anders uitgezien. Maar zo was het niet. Wel streden honderdduizenden togen het Duitse kapitaal en z’n handlangers, maar ze konden toch niet de taak van de 20 miljoen proletariërs, die Duitsland telde, overnemen. De grote massa keek lijdelijk toe, hoe de strijdende minderheid door de witte benden werd afgeslacht. Zodoende was het duidelijk dat de revolutie een langdurig proces zou zijn. Gorter schreef in de Open Brief:

“Daar de revolutie in West-Europa zeer moeilijk zal zijn, en dus naar alle waarschijnlijkheid zeer langzaam zal gaan, komt er een lange overgangstijd, waarin de vakverenigingen niet meer deugen, en de sovjets er nog niet zijn. Deze overgangsperiode zal aangevuld worden door de strijd tegen de vakverenigingen, door hun verandering, door hun vervanging door betere organisaties. Vrees niet, daarvoor zullen we de tijd hebben! Nog eens, dit zal niet gebeuren, omdat wij, linkerzijde, het willen, maar omdat de revolutie deze nieuwe organisaties vereist. Zonder die kan de revolutie niet zegevieren.”

Een langdurig proces was nodig “om de slaafse, reformistische, sociaal-patriottische massa te veranderen” en dat kon zich slechts voltrek kon ,door het voorbeeld van strijden in bedrijfsorganisaties.

Daarom moest dus al strijdend de organisatie “van vele, vele miljoenen”, de “Algemene arbeidersbond”, worden opgebouwd. En als deze organisatie dan de grote meerderheid van het proletariaat omvatte, zou deze het orgaan van de dictatuur van het proletariaat zijn. Een dictatuur gedragen door de meerderheid van de arbeidersklasse, dus een werkelijke klassendictatuur.

Maar toch zou deze massa-organisatie volgens de zienswijze van de a.a.u.d. en de k.a.p.d. niet voldoende zijn, om de overwinning te verzekeren, omdat de grote massa over te weinig kennis beschikte, om geheel haar eigen directe leider te zijn. Want “grote delen van het proletariaat ontbreekt het aan voldoende kennis. Zij weten niet genoeg van economie en politiek, van de nationale en internationale politieke en economische gebeurtenissen, van haar samenhang en van haar invloed op de revolutie. Zij kunnen daar niet van weten door hun toestand als klasse. Daarom kunnen zij niet te rechter tijd handelend optreden. Zij handelen als zij niet, zij handelen niet, wanneer zij wél handelen moeten. Zij zullen zich zeer vaak vergissen.” (Organisatie van de klassenstrijd, blz. 13). Daarom was het noodzakelijk, dat de helderste koppen van de arbeidersklasse zich in een revolutionaire partij aaneensloten, om in het bijzonder binnen de a.a.u.d. te propageren. Maar deze partij zou niet los van en boven de massa staan.

Gorter zegt ervan:

“Men zou op zijn best kunnen zeggen; zij is het brein van het proletariaat, zijn oog, zijn stuurman. Maar ook dat is niet geheel juist. Want dat maakt de partij tot een deel van het geheel. En dat is zij hier niet en wil zij hier niet zijn. Zij wil in West-Europa en Noord-Amerika het gehele proletariaat als een zuurdesem doortrekken, het geheel zich eigen maken en dus het geheel zelf zijn. Zij wil hier een eenheid worden door de verbinding van zichzelf, de bedrijfsorganisatie en het proletariaat. Ik kom hier straks op terug”
(als voren, blz. 15).

Dit waren dus de twee organen, die tezamen de overwinning moesten bevechten, én tezamen de dictatuur moesten uitoefenen:

“Het is waar: Bedrijfsorganisatie, a.a.u., alleen kan de overwinning niet bevechten. En de partij alleen ook niet. Maar beide tezamen kunnen het […] De Algemene Arbeidersbond en de partij, dat is het proletariaat […] Zal de partij de grootste macht krijgen? Of zal de Algemene Arbeidersbond misschien zo vast worden, dat zij het overwicht krijgt? We weten het niet. Dat hangt van de loop van de revolutie af.”
(als voren, blz. 28, Duitse uitgave).

De A.A.U.-E.

De andere grote stroming in de radenbeweging, waarvan Otto Rühle de belangrijkste woordvoerder was, was ten sterkste tegen alle politieke partijen, dus ook tegen de k.a.p.d., gekant. Ze noemde zich a.a.u.-e. (Einheitsorganisation), de politieke en economische eenheidsorganisatie van het proletariaat. Ook zij streefde naar de dictatuur van het proletariaat, door middel van de A.A.U., maar verzette zich heftig tegen de “politieke voogdij” van een partij. Als de massa te dom is, om zelf haar politiek te bepalen, dan wordt ze opnieuw een werktuig in handen van een “kliek”. De a.a.u.-e. zag daarom in de k.a.p.d. geen helper van de arbeidersklasse maar een rem, die de ontwikkeling van het zelfbewustzijn in de weg stond.

Ogenschijnlijk had de a.a.u.-e. sterke pijlen op haar boog bij de bestrijding van de partijgezinde stroming. Maar de praktijk liet zien, dat het meer schijn dan werkelijkheid was. Ook in de a.a.u.-e. waren natuurlijk verschillende opvattingen omtrent tactische en politieke vraagstukken. En het ligt voor de hand, dat deze nu binnen de a.a.u.-e. werden uitgevochten in de strijd om de functies. Met andere woorden: de partijstrijd werd binnen de a.a.u.-e. verlegd, met het gevolg, dat ze na 1923 al heel gauw in een groot aantal splitsingen, in een groot aantal politieke groeperingen uiteenviel. Dit proces werd nog verhaast door het feit, dat de a.a.u.-e. de verzamelplaats werd voor allerlei half- driekwart- en heel-anarchistische opvattingen. Zo kwam bijvoorbeeld de afsplintering Proletarische Zeitgeist (9) (Zwickau) tot de ontdekking, dat ook het radenstelsel verkeerd was, omdat hierbij de meerderheid de minderheid onderdrukt. Men nam daarom het besluit, om geen besluiten te nemen.

De misrekening

Als we nu, na bijna 20 jaar heftige klassenstrijd in Duitsland, nagaan, of de a.a.u. en de a.a.u.-e. de ontwikkeling van de klassenstrijd juist beoordeeld hebben, dan kunnen we nu zeggen, dat het een grote misrekening is geweest. Niet omdat de revolutie nog niet heeft overwonnen: in de Duitse radenbeweging rekende men met een langdurig proces. Maar men meende dat de plotselinge groei van de bedrijfsorganisaties in 1920-1923 zich in min of meer rechte lijn zou voortzetten met de ontwikkeling van de klassenstrijd. Gezien het feit, dat de vakverenigingen openlijk de zijde van het kapitaal gekozen hadden en praktisch niet meer voor de belangen der arbeiders konden opkomen, meende man, dat de bedrijfsorganisaties zich tot een organisatie van “vele, vele miljoenen” zou ontwikkelen, als tegenhanger van de vakverenigingen. Uitgaande van de juiste erkenning, dat de arbeidersklasse alleen als georganiseerde klasse kan strijden en overwinnen, meende men, dat de arbeidersklasse geleidelijk in en door de strijd een nieuwe blijvende, steeds in omvang toenemende organisatie zou maken. De groei van de a.a.u. of a.a.u.-e. zou de maatstaf zijn, waaraan men de ontwikkeling van de strijdwil en van het klassenbewustzijn kon meten. Echter: wel ging een periode van heftige klassenstrijd door Duitsland, die tenslotte in het fascisme uitmondde, maar de a.a.u., a.a.u.-e. en k.a.p.d. schrompelden daarbij steeds verder ineen. Van de vroeger omvangrijke bedrijfsorganisaties waren niet meer dan hier en daar enige kernen over, tezamen enige duizenden leden, op een proletariërs-massa van 20 miljoen. In deze omstandigheden had zowel de a.a.u. als de a.a.u.-e. het karakter van een partij. In december 1931 werd daaruit dan ook deze consequentie getrokken, dat de a.a.u. zich van de k.a.p.d. losmaakte en samensmolt met de a.a.u.-e. Na elf jaren scheiding kwam men dus weer samen. Men gaf zich echter rekenschap van het feit, dat men de oude illusie, dat de Algemene Arbeidersbond het grote verzamelbekken van de revolutionaire arbeiders zou worden, had opgegeven, Dit kwam, in de nieuwe naam van de organisatie tot uiting, die voortaan zou heten: Kommunistische Arbeiter Union (k.a.u.). De a.a.u. en de a.a.u.-e. waren zelf tot “partij” geworden en daarmee was het vraagstuk, of er nog een partij naast de Union moest bestaan, voor hen afgedaan.

(Slot volgt.)


Redactionele aantekeningen

1. De organisatie voor den klassenstrijd van het proletariaat / H[erman]. Gorter [vertaald uit het Duits]. – [Amsterdam] : Uitgave der Kommunistische Arbeiderspartij (k.a.p.) in Nederland, 1922. – 24 p. – (Oorspronkelijk Duitse titel: Die Klassenkampf-Organisation des Proletariats).

2. Zie: Die Einheitsfront.

3. ?

4. ?

5. Zie: Die Revolution.

6. Zie: Die Aktion.

7. Open brief aan partijgenoot Lenin / H[erman]. Gorter, uit het Duits vertaald door X. – Amsterdam : J.J. Bos en Co., 1921. – 72 p.

8. De Algemeene Arbeiders-Bond (Revolutionaire bedrijfsorganisaties) / [Karl Schröder en Friedrich Wendel], vertaald [uit het Duits] door H[erman]. Gorter. – Amsterdam : Uitgave der Kommunistische Arbeiders-Partij (k.a.p.) in Nederland, 1921. – 40 p.

9. Zie: Proletarischer-Zeitgeist.


Bij ons verkrijgbaar:

Open brief aan partijgenoot Lenin, 10 cent

De algemene arbeidersbond, 5 cent

(Het bedrag kan in postzegels voldaan worden.)

Nog voorradig:

Lenin als Philosoph

Kritische Betrachtung der phil. Grundlagen des Leninismus

Per post 30 cent.


Compiled by Vico, 5 September 2021


























Overzicht