Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives


Thema: Theorieën over kapitalistische crises en imperialisme

De crises en het socialisme


Bron:  De crississen en het socialisme (Ekonomische Kroniek) / A[nton]. P[annekoek]. – In: De Tribune, soc[iaal].-dem[ocratisch]. weekblad, 6e jg. (1912-1913), nr. 44 (2 augustus 1913)


Onder de vele verschijnselen van het kapitalisme treden de economische crises op de voorgrond als degenen, die in de eerste plaats de bijzondere aard van deze productiewijze bepalen en haar een eigen karakter geven. Daarom zijn ook de crises voor het socialisme in hoge mate van belang. En wel in twee opzichten. Zoals het socialisme de theoretische kritiek op het kapitalisme met de praktische klassenstrijd verenigt om het kapitalisme te overwinnen, zijn ook bij de crises deze beide zijden te onderscheiden: ze geven een houvast aan de theoretische kritiek op het kapitalisme en ze hebben een diepgaande invloed op de arbeidersbeweging, die het kapitalisme overwinnen moet.

Als er geen crises waren dan zou de theoretische kritiek op het kapitalisme veel minder treffend en doorslaand zijn. Ongetwijfeld zou ook dan nog de uitbuiting aanleiding genoeg zijn voor kritiek en strijd geven, maar die kritiek zou van heel andere aard zijn. Er zou alleen in tot uitdrukking komen het subjectieve stellingkiezen van de arbeiders tegenover de eveneens subjectieve positie die de bourgeoisie inneemt. Als het in de een of andere maatschappijvorm een groep slecht gaat dan is het ontevreden; zij, met wie het goed gaat, zijn tevreden. Natuurlijk blijft hierbij de ontevredenheid van de arbeiders volkomen gerechtvaardigd, net zo goed als hun streven deze maatschappijvorm af te schaffen. Maar evenzo gerechtvaardigd zou de tevredenheid van de bourgeoisie zijn die deze vorm verdedigt; zij zegt: dat de minder bekwamen en geschikten die mislukt zijn, op een staat van zaken schelden, die de bekwaamsten er bovenop helpt, bewijst niets tegen die staat van zaken. Omdat de opvatting van elke klasse alleen aan haar eigen toestand ontleend is, kan geen der beide, tegenover de andere als objectieve onafhankelijke waarheid gelden (1).

Deze toestand verandert geheel door het optreden van de crises. Hierbij komen de innerlijke gebreken van het kapitalisme als een zonder tegenspraak bewijsbaar kwaad aan ’t licht, dat ieder moet aannemen. De crises onthullen een innerlijke tegenstrijdigheid in het wezen, een van het kapitalisme onafscheidelijke tegenspraak, die, omdat het een objectief feit en geen subjective mening is, niets met tevredenheid of ontevredenheid te maken heeft. Met de crises breekt een maatschappelijke epidemie uit, die in alle vroegere tijdperken een ongerijmdheid geleken zou hebben – de epidemie van de overproductie. De samenleving ziet zich eensklaps in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggeplaatst: een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar alle toevoer van leeftocht te hebben afgesneden; industrie en handel schijnen vernietigd, en hoe dat zo? Omdat ze teveel beschaving, teveel levensmiddelen, teveel industrie, teveel handel bezit.

Met deze woorden gaf het Communistische Manifest de tegenstrijdigheid aan, dat in het kapitalisme de overvloed toch met honger en gebrek gepaard gaat. Het is maar al te goed te begrijpen dat de crises in de socialistische kritiek op het kapitalisme van ’t begin af een zeer grote plaats innamen. Hier had men een objectief kenteken van de onhoudbaarheid van de bestaande orde; die is niet alleen voor de arbeidersmassa’s schadelijk [was], maar bovendien nog innerlijk tegenstrijdig.

De arbeiders, die de bestaande orde willen opheffen, kunnen op meer en betere gronden steunen, als op ontevredenheid met hun eigen toestand; ze schaffen tevens een toestand af die door tegenstrijdigheid in zichzelf onhoudbaar en tot ondergang gedoemd is.

Zo verschafte het optreden der crises, waardoor het ware, tegenstrijdige wezen van het kapitalisme als onvechtbaar objectieve feit aan de dag komt, aan de socialisten de scherpste wapenen voor de kritiek van het kapitalisme. – In het Communistisch Manifest en in de z.g. Anti-Dühring van Engels kan men zien, hoe belangrijk Marx en Engels ze voor de theorie vonden. Maar die belangrijkheid beperkt zich niet tot het vaststellen, dat het kapitalisme vol tegenstrijdigheid is; de ontleding van de crises laat ook de oorzaak van de tegenstrijdigheid zien en toon de weg hoe deze uit de weg te ruimen.

De ene kant van de crisis is de overproductie; hier komt naar voren hoe het kapitalisme in staat is, de productie snel en reusachtig te doen stijgen. De productiekrachten over welke de mensheid beschikt zijn onder het kapitalisme enorm gegroeid. Met onze technische hulpmiddelen en bij ons vermogen om in korte tijd het getal van de machines, fabrieken en werkplaatsen naar believen te vermeerderen kan er gemakkelijk voor de hele mensheid in overvloed geproduceerd worden. Deze wonderbaarlijke uitbreidingscapaciteit van de productie die ons de mogelijkheid van een maatschappelijke orde zondewr nood en armoede verzekert, treedt bij het omhoog gaan van de conjunctuur, gedurende de periode van bloei duidelijk naar voren. Waarom eindigt dit omhoog gaan echter steeds met een crisis? Omdat niet de werkelijke behoefte doch de koopkrachtige vraag de afzet bepaalt. omdat de kapitaalwinst de bepalende kracht en de regulateur van de productie is, zodat bij niet voldoend snelle uitzetting van de koopkracht en bij de daaruit volgende vermeerdering van de profijten [winsten] de productie ingeperkt wordt en daarbij de hele bouw van de hoogconjunctuur in elkaar stort.

De tegenstelling die bij de crisis voor den dag komt, ligt daarin dat de ontzaglijke productiekrachten over welke de mensheid beschikt in dienst van de privaatwinst staan. In plaats het grote doel: het dienen van alle menselijke behoeften, wordt de persoonlijke winstzucht nagestreefd en zo worden dan de productiekrachten braak gelegd wanneer geen voldoende winst de kapitalisten lokt. De productiekrachten zijn te groot, te geweldig geworden voor het voor kleine beperkte verhoudingen geschikt privaatbezit. In het kapitalisme staat het reusachtig gestegen productievermogen in tegenstelling tot de oude eigendomsverhoudingen. Daar de productiekrachten niet opgeheven en vernietigd kunnen worden bestaat de enig mogelijke oplossing van de tegenstelling daarin, dat haar boeien, het privaateigendom, verbrijzeld worden. Daardoor treedt het socialisme in plaats van het kapitalisme.

Zo bieden de crises, omdat zij het binnenste wezen van het kapitalisme blootleggen, een voortreffelijke theoretische motivering van de noodzakelijkheid van het socialisme. Maar door de theoretische bewijzen wordt een maatschappelijke orde niet uit de weg geruimd; daarvoor is nodig een materieële macht, de macht van een klasse die daartegen strijdt. De arbeidersklasse bestrijdt het kapitalisme niet vanwege de theoretische gebreken maar omdat de uitduiting voor haar niet te dragen is;  – nemen nu onder de krachten die tot revolutie aanvuren, ook de crises een enigszins belangrijke plaats in?

Dat moet reeds daarom het geval zijn, omdat theorie en praktijk zeer nauw samenhangen. De theorie van het kapitalisme is slechts de uitdrukking van de levenservaring van het proletariaat; elk verschijnsel dat aanleiding tot een zwaarwegende kritiek van het kapitalisme geeft, moet ook door de massa als een ege wantoestand ondervonden worden. De crises behoren inderdaad voor het proletariaat tot de ergste mistanden van de tegenwoordige maatschappelijke orde; zij werpen de arbeiders bij massa op de keien, laten de werkloosheid sterk toenemen, en drukken daardoor de lonen naar beneden. Ten tijde van de slechte conjuntuur gaan dikwijls de gedurende van het bloeitijdperk behaalde voordelen weer verloren. Dikwijls gelukt het aan de vakbeweging slechts met zeer grote moeite de lonen staande te houden en zo vormen de crises de sterkste hindernissen voor een regelmatig omhoog gaan van de levensstandaard van de arbeiders.

Daardoor steekt er in de crises een sterke revolutionerende werking. Was er geen afwisseling van bloeitijdperk en crisis, dan zou er een nu onbekende vastheid in de arbeidsverhoudingen zijn. Men zou weliswaar werkloos kunnen worden maar in de regel spoedig weer werk kunnen vinden, tenminste wanneer men tot de jonge krachtige arbeiders behoorde. De uitbuiting zou wel tot strijd, de armoede wel tot een streven naar verbetering drijven, maar de ontevredenheid zou meer het karakter van blijvende onbehaaglijkheid dan van scherpe verontwaardiging aannemen. Onder de vastheid van de verhoudingen zou een versteend conservatisme van de geest de massa’s beheersen. Wanneer zich echter hier en daar iets dergelijke ontwikkelt dan wordt het door de crises weggevaagd. Het afwisselen van bloeitijdperk en crisis veroorzaakt een algemene onzekerheid, ieder moet er mee rekenen, dat terwijl hij vandaag de beste arbeidsgelegenheid heeft, hij over een jaar met talrijke kameraden werkloos kan rondlopen.

De crisis schudt de arbeiders wakker en laat geen gevoel van rust en veiligheid bij hen opkomen. De afwisseling van de conjunctuur spoort de geest aan tot nadenken en revolutioneert de hoofden. Zo dragen de crises er in hoge mate toe bij de arbeidersbeweging revolutinair te maken en revolutionair te doen blijven. Daarin ligt haar grote betekenis voor de praktijk van het socialisme.

A.P.


Redaktionele Aantekeningen

1. Dat kan natuurlijk wel, omdat het een aristocratische mythe is dat in klassenmaatschappijen de “bekwaamsten” tegenover “mislukkelingen” staan.


© Hoewel de Communistische Linkerzijde in het algemeen afzag van het opeisen van kopierechten of rechten op “intellectueel eigendom” kunnen sommige publicaties onder dat recht vallen; mocht dat het geval zijn, dan is het gebruik alleen gratis voor persoonlijke raadpleging. Materiaal vrij van kopierechten, uitsluitend op voorwaarde van niet commercieel gebruik, kan vrij worden verspreid. Een verwijzing naar deze bron wordt op prijs gesteld, net als een verwittiging. Aangaande handelsgebruik kunt u contact met ons opnemen.


Compiled by Vico, 6 January 2020