Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives

Pressedienst

Bron: a.a.a.p.


De economische crisis in Duitsland


Bron:   Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, nr. 3, 1938 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor Rätekommunismus , met medewerking van de Association Archives Antonie Pannekoek.


Indien we naar een verklaring zoeken van de beurscrisis in Duitsland, zullen we het gebied van de beurs moeten verlaten en allereerst dat van de productie moeten betreden.

In Het Volk, waar getracht werd een verklaring van deze beurscrisis te geven, wordt deze methode niet gevolgd; daar blijft men op het gebied van de beurshandel en verklaart deze beursineenstorting uit de grote hoeveelheid aandelen, die door kapitalisten en joden, die geen vertrouwen in het Hitler-regime zouden hebben, op de markt zou zijn gegooid. Daardoor zou het aanbod groter worden dan de vraag, met het gevolg dat de koersen zouden dalen.

Feitelijk worden op bovengenoemde wijze de koersen van de aandelen dus afgeleid uit een veranderde verhouding van vraag en aanbod. Maar het is duidelijk, dat dan pas een verklaring van de aandelenkoersen wordt gegeven, indien uitgegaan wordt van het feit, dat vraag en aanbod gelijk zijn.

Hoe de aandelenkoers tot stand komt

Zoals bekend kan een ieder, die over een bepaalde hoeveelheid geld beschikt, in het bezit komen van een aandeel. Bij ondernemingen, die aandelen uitgeven, is dus niet één kapitalist met zijn eigen kapitaal, maar er zijn meerdere geldbezitters, die kapitaal bijeenbrengen om daarvoor de winstbrengende arbeidskracht te laten inwerken op grondstoffen en machines. De ondernemer of de directie is hier slechts de dirigent over vreemd kapitaal.

Het kapitaal van deze ondernemingen is dus niet van één persoon. Het kapitaal is hier onpersoonlijk.

Maar aan het onpersoonlijk karakter van het kapitaal van de ondernemingen zit het volgende vast. Veronderstel echter eerst eens, dat A aan B 1000 kg. koffie verkoopt. B moet dan aan A ƒ1000,– betalen. A trekt bijvoorbeeld op B een wissel van ƒ1000,–. Als B deze wissel betaalt, dan is hij daarmee ook de bezitter van de goederen. Deze wissel was dus een aanwijzing van A op B, dat hij een vordering had van ƒ1000,–. Indien de verkoop contant geschiedde, dan had echter niet de betaling van deze ƒ1000,– tegelijk een goederenoverdracht plaats. Ook al zou de koop niet contant geschieden, dan blijft dit feit bestaan, dat naast de latere betaling van de wissel een goederen-overdracht plaats vindt.

Dit nu is niet het geval bij de verkoop van aandelen. Daarbij vindt geen goederenoverdracht plaats. Er is bij de verkoop van een aandeel alleen een overdracht op een deel van de te verwachten winst. De waarde van het aandeel (de koers) moet dan ook niet gezocht worden in de waarde van de grondstoffen, machines, gebouwen enzovoort van de onderneming, maar de koers wordt bepaald door de grootte, dus door de hoeveelheid van de te bereiken winst.

De aandelenkoers wordt dus niet bepaald door vraag en aanbod van aandelen op de beurs. Deze hebben slechts invloed op de koersschommelingen, die zich bewegen om het punt, zoals we dit boven hebben vastgesteld.

Maar als de aandelenkoers dus eigenlijk bepaald wordt door de grootte van de winst, die zelf weer in het productieproces wordt voortgebracht, dan is het duidelijk, dat de beurs-crisis uit het productie-proces moet worden verklaard.

Willen wij de Duitse beursineenstorting kunnen begrijpen, dan zullen we dus genoodzaakt zijn een blik te werpen op het Duitse productie-proces.

Nog geen jaar geleden, dus ongeveer eind 1937 kon men in de kranten zeer alarmerende berichten lezen. Er was weer een nieuwe crisis. Het Amerikaanse marxistische tijdschrift Living Marxism begroette haar in een artikel getiteld: Welkom Crisis.

Eind 1932 had de wereldcrisis haar dieptepunt bereikt en weer nieuwe perspectieven voor het kapitaal geopend. Geweldige winsten werden vanaf die tijd weer gemaakt. Een golf van optimisme voer weer door de hersenkanalen van de kapitalisten. En zo waren deze kanalen door optimisme gevuld, dat weer met veel bravoure werd gesproken over de “elasticiteit”, dus van de veerkrachtigheid, vastheid en aanpassingskracht van het kapitalisme.

Slechts hier en daar klonk heel flauw de stem van de marxistische econoom, die het kapitaal niet veel goeds voorspelde. Maar deze zwakke stem klonk niet door de uitbundigheid der winstvergarende kapitalisten heen.

Krachtiger slagen zouden moeten worden uitgedeeld, voordat de kapitalisten weer aan hun verstand kon worden gebracht, dat het kapitalisme die maatschappijorde is, waar de ene crisis de andere met absolute zekerheid volgt, aldoor na een steeds kortere periode terugkomt. Geweldige klappen werden op de New-Yorkse, Londense en Amsterdamse beurs uitgedeeld. Verliezen werden op één dag geleden, zoals ze niet eens bij de crisis van 1929 waren voorgekomen. Dit alles is nog in 1937-1938 gebeurd.

Uit Duitsland hoorden we een gehele tijd van deze beursineenstortingen niets. Men, dus de democratische pers, had genoeg aan haar eigen crisis. En juist nu, terwijl het democratische kapitaal zich weer een weinig schijnt te herstellen, nu komt met één slag de Duitse beursineenstorting weer alle oplevende illusies verduisteren.

Weliswaar juichen de heren, dat het in Duitsland slecht gaat en wijzen zij op de fascistische economie die geen zekerheden biedt, maar dit moeten zij ook doen om hun eigen ineenstortingen op economisch gebied te bemantelen.

Maar één ding, hoe de burgerlijke of sociaaldemocratische en stalinistische pers ook juicht, één feit blijft met zekerheid staan. En dat is: de Duitse crisis valt vrijwel in dezelfde periode als de ineenstortingen op de democratische beurzen.

De oorzaak van de crisis

Alvorens tot het Duitse productieproces over te gaan, allereerst enkele opmerkingen over de wezenlijke oorzaak der crises.

De winsten, die de kapitalistische klasse maakt, worden door de arbeidersklasse voortgebracht, doordat de kapitalisten een bepaalde, hoeveelheid arbeid, die de arbeiders in hun fabrieken verrichten, niet betalen. De tijd, die de arbeiders niet uitbetaald krijgen, zijn zij echter toch in de fabriek en brengen producten voort. In de producten zit dus een bepaalde hoeveelheid onbetaalde arbeid. In elk eindproduct zit dus niet alleen grondstoffen, en arbeidsloon, maar ook nog een hoeveelheid onbetaalde arbeid (meerwaarde).

Nu komt het er voor de kapitalist op aan, de goederen te verkopen. Dan immers wordt het deel onbetaalde arbeid in klinkende munt (of desnoods in andere goederen) omgezet. Is de kapitalist daarin geslaagd, dan heeft hij het doel van de productie bereikt. Dan heeft hij de onbetaalde arbeid (de meerwaarde) in goud omgezet of nog anders uitgedrukt: hij heeft de meerwaarde gerealiseerd.

Zo verloopt heel in het kort geschetst de uitbuiting der arbeiders, de wijze dus waarop de kapitalisten aan hun geld komen.

Maar deze winsten kunnen de kapitalisten niet allemaal zelf verbruiken. Hij moet nieuwe machines kopen, want zijn concurrenten op de wereldmarkt liggen op de loer hem de nek te breken als ze er de kans voor krijgen. Deze kapitalisten doen dit niet uit een of andere winstzucht, maar zij moeten er voor zorgen hun kapitaal winstgevend (rendabel) te houden.

Wil de kapitalistische klasse rendabel verder blijven werken, dan moet zij echter niet alleen het kapitaal uitbreiden. Steeds méér machines er grondstoffen moeten door steeds minder levende arbeidskracht in beweging worden gebracht.

Alleen als haar dat lukt, dan slaagt haar verdere. winstproductie. Dan pas is zij instaat, het geweldig uitbreidende kapitaal in de vorm van machines, grondstoffen, gebouwen enz. door vergrote uitbuiting tot nieuw kapitaal te maken. Dit is de grondslag, waarop het kapitaal zich beweegt.

Maar tegelijkertijd is het de oorsprong, niet alleen van de tegenstellingen tussen de kapitalisten, dus het is niet alleen de oorzaak der oorlogen, maar tegelijkertijd, wanneer het bovengenoemde proces van uitbreiden faalt, de oorzaak van de crises.

De geweldige, steeds meer uitbreidende massa’s kapitaal vereisen om rendabel te blijven een steeds grotere hoeveelheid meerwaarde, dat wil zeggen een steeds grotere uitbuiting van de arbeiders.

Maar hoe groter deze kapitalen worden, des te moeilijker kan de grote hoeveelheid meerwaarde worden opgebracht: tot een punt aanbreekt, waarop de productie niet meer winstgevend kan verlopen. De uitbreiding, de accumulatie van het kapitaal kan niet verder gaan en met honderdduizenden worden de arbeiders op straat gesmeten.

De chaos van de productie is dan openlijk tot uiting gekomen in de chaos der crisis.

De crisis in Duitsland

In Duitsland voltrekt het bovenbeschreven proces zich in wezen op dezelfde wijze. Maar toch zijn er meer preciezere aanduidingen, waaraan we dit algemene kunnen illustreren.

Het Duitse kapitalisme, dat na de oorlog door de democratische kapitalisten gedwongen werd zo goed als haar gehele bewapening uit te leveren of te vernietigen, heeft nu een geheel nieuwe weermacht nodig. De militarisering van Duitsland voltrekt zich in een tempo, zoals we dit tot op heden nog nooit hebben gekend.

Dit proces van herbewapening moest, vooral bezien tegenover de democratische landen, in een veel stormachtiger tempo verlopen.

In het artikel: De dreigende oorlog (p.i.c., april 1937, nr. 1) vindt men uiteengezet, hoe na de inflatie van 1923, de Duitse bourgeoisie door grote leningen van onder andere Engeland weer in staat gesteld werd een nieuw betaalmiddel en de nodige grondstoffen uit het buitenland voor de industrie te verkrijgen.

Als gevolg van de crisis van 1929 kon het Duitse kapitaal de opgenomen verplichtingen niet meer voldoen. Van het begin van de crisis in 1930 bleek de betaling van rente en aflossing van het geleende kapitaal niet meer mogelijk. De buitenlandse kapitalisten, zelf in moeilijkheden gekomen door de wereldcrisis, eisten terugbetaling. “De gewone kapitalistische rechtsgang is nu, dat de garanten worden aansprakelijk gesteld, wat in dat geval betekende, dat de staatsinkomsten en het kapitaalseigendom van de grote economische organisaties van Duitsland voor het betalen aan de buitenlandse geldschieters moesten dienen. In één woord, de Duitse kapitaalbezitters werden met onteigening bedreigd.”

Deze dreigende onteigening van het bezit der grote Duitse kapitalen was de oorzaak van het hervatten van de bewapening. De bourgeoisie moest haar politieke macht organiseren om onder de dreigende onteigening uit te komen.

Duidelijk blijkt de herbewapening uit de gegevens, die Fritz Sternberg (1) ons verschafte in zijn Deutschland Wohin? (Waarheen gaat Duitsland?).

De Duitse ijzer- en staal-productie bedroeg in:

Maandelijks gemiddeldeTotale ijzeropbrengstRuwstaal vervaardigingIJzererts-invoer
19291.544.000 ton1.354.000 ton1.413.000 ton
1932515.000 ton479.000 ton283.000 ton
1933699.000 ton632.000 ton381.000 ton
19341.103.000 ton990.000 ton689.000 ton
19351.467.000 ton1.342.000 ton1.172.000 ton
19361.744.000 ton1.598.000 ton1.539.000 ton

Openlijk trouwens deelt de Reichs-Kredit-Gesellschaft in haar commentaar op deze cijfers mede, dat de stijging van de ijzererts-productie samenhangt met de “algemene bewapeningsgolf”.

De bedrijven, die van de staat steeds grotere, opdrachten ontvangen en die de afname “voor 100%” garandeert, kunnen al deze orders niet meer verwerken. Nieuwe uitbreiding van de zware industrie is dus vóór alles noodzakelijk. Eind 1936 meldde de Reichs-Kredit-Gesellschaft dan ook: “Waren er voor 4 jaar reusachtige capaciteits-reserves van de productiemiddelen en grondstoffen-industrieën helemaal niet benut en uitgeschakeld, heden zijn de productiemogelijkheden in vele takken niet alleen volkomen benut, maar er bestaat vanwege de dringende opdrachten noodzakelijkheid, grote nieuwe beleggingen te voltrekken”.

Hieruit zien we dus, dat de aanhoudende stroom van staatsopdrachten uitbreiding van de bedrijven noodzakelijk maakte en dat voor deze uitbreiding nieuw beleggingskapitaal nodig was.

Zoals reeds gezegd is het de staat die de voornaamste afnemer is van deze wapenindustrie. De officiële berichten spreken van “100 procent”. Weliswaar kan de afname echter voor 100% gegarandeerd zijn, maar dit wil niet zeggen dat de staat alle wapens en munitie opslaat. Er gaat bijvoorbeeld wapentuig naar Spanje en voor korte tijd ook nog naar China, waarvoor in ruil allerlei grondstoffen worden verkregen. Maar voor het wezenlijke van deze uiteenzettingen is dat niet van belang.

Dat de staat inderdaad een geweldige directe afnemer is van de wapenindustrie (waardoor tegelijkertijd de gehele productiemiddelen-industrie in beweging wordt gezet) blijkt uit het volgende staatje:

 Totale uitgaven van de staat
(miljard Reichsmark)
Bewapeningsuitgaven
(miljard Reichsmark)
1933-19349,73,0
1934-193512,25,5
1335-193616,710,0
1936-193718,812,6

Zoals reeds hiervoor gezegd, zit in de producten niet alleen de waarde van de grondstoffen en het arbeidsloon, maar ook de hoeveelheid onbetaalde arbeid (meerwaarde).

Zolang deze miljarden aan kanonnen en munitie nog opgestapeld liggen, ligt de meerwaarde ook bevroren. Dat wil dus zeggen, de meerwaarde kan nog niet worden gerealiseerd en het Duitse productieapparaat moet worstelen met de middelen om te kunnen uitbreiden.

Maar uitbreiden kan het slechts uit de winst van de arbeiders. Er. deze ligt ongebruikt, opgestapeld. De Duitse staat is weliswaar voor “100 procent” afnemer van de wapenindustrie, maar daarmee is nog helemaal niet gezegd, dat de staat haar schulden aan de kapitalisten kan voldoen. De Duitse kapitalisten worden in werkelijkheid betaald naast aanwijzingen in grondstoffen ook in schuldbrieven.

De balansen kunnen dus zeer goed grote winsten aanwijzen, maar dat zijn slechts winsten op papier. Tot op heden is de Duitse staat nog niet in staat geweest, de winst die in de niet gebruikte kanonnen opgestapeld ligt, te realiseren. En zolang zullen de Duitse kapitalisten op de inning van hun vorderingen moeten wachten. Zowel de Duitse kapitalisten als hun algemene vertegenwoordiger, de staat, zitten dus in moeilijkheden. Hoe uit deze impasse te komen? Dit kan slechts op twee wijzen:

Eerstens door vergrote uitbuiting en gewelddadige uitbreiding. Dat het eerste zich heeft voltrokken weten we ook zonder cijfers. Het is het “gewone” middel van de heersende klasse om de werking van de crisis te verzwakken.

Van de tweede wijze hebben we het praktische voorbeeld in de gewelddadige inlijving van Oostenrijk. Ofschoon er geen schot is gevallen zou men in die zin kunnen zeggen, dat door middel van het dreigen met de wapenen, de meerwaarde in de kanonnen vervat, zich heeft gerealiseerd in de vorm van de inlijving van Oostenrijk bij Duitsland.

De inlijving van Oostenrijk

Uit de berichten, die na de inlijving in de verschillende tijdschriften verschenen, zoals bijvoorbeeld The Economist (nr. 4935, blz. 672), Die Bank (30 maart 1938), Economische Voorlichting(25 maart 1938) en de Mededelingen van de Nederlandse Kamer van Koophandel in Duitsland (april 1938), kon men tenslotte dit belangrijke feit leren, dat de goudschat van het Duitse Rijk bijna 3-2-voudig steeg door de inlijving.

In die tijd bedroeg de Duitse goudvoorraad Reichsmark 76,2 miljoen in goud en vreemde valuta. De Oostenrijkse Bank daarentegen bezat 422 miljoen shilling (197 miljoen Reichsmark) . Hierbij moet nog gevoegd worden, de sommen behorende aan Oostenrijk op de verschillende clearing-rekeningen, tot een bedrag van bijna 200 miljoen shilling. (93 miljoen Reichsmark), Hiervan was 60 miljoen shilling. aan Engeland schuldig, zodat Duitsland een vordering kreeg in vreemde valuta van 160 miljoen shilling. (65 miljoen Reichsmark).

De totale winst was dan 262 miljoen Goud-Mark of bijna 3½ maal de goudreserve van het Rijk. Door Oostenrijk binnen te rukken, werd één der zwakste schakels van de tegenstander doorbroken.

Reeds lang had Duitsland handels- en daarmee betalingsmoeilijkheden met Oostenrijk gehad. De laatste tijd vóór de inlijving immers was de Duitse invoer in Oostenrijk niet zo hoog door de hoge Duitse prijzen. Omgekeerd was dit juist een stimulans voor de Oostenrijkse export naar Duitsland. Het gevolg hiervan was een snelle groei van de Duitse clearing-schuld aan Oostenrijk, zodat Duitsland in november 1937 genoodzaakt was de invoer uit Oostenrijk met 40% te verminderen.

Doordat de producten echter nodig waren en de grote clearing-schuld staan bleef, stegen de spanningen tussen beide landen, die ten slotte radicaal werden opgelost door de inlijving van Oostenrijk, met de voordelen zoals boven genoemd.

We zullen thans niet ingaan op de oplossing van verschillende moeilijkheden van de Duitse industrie door de inlijving. Alleen wijzen we er op, dat ook het houttekort voor een vrij belangrijk deel thans voor Duitsland is opgelost.

Maar het belangrijkste uit dit bovenstaande is, dat het Duitse kapitaal uit de nood van de crisistoestand tot de inlijving moest overgaan.

Het Duitse kapitaal was echter nog niet gered. Het geweldige productieapparaat was met een dergelijke overwinning nog niet geholpen. De bijna 300 miljoen Reichsmark plus enkele kleinere voordelen kwamen als een druppel water op een gloeiende plaat.

Weliswaar was de crisistoestand door de inlijving iets afgezwakt, maar de crisis van het kapitaal bleef voortduren.

De staat kon de kapitalisten niet helpen. En deze wéér, zijn niet in staat om de winsten die op papier staan, in werkelijkheid uit te keren. Op de beurs komt dan de moeilijkheid openlijk naar voren. Het niet uitkeren van de winst en de vermindering van de winstmogelijkheden komt dan tot uiting in het dalen van de koersen. Een ieder tracht dan zijn aandeel zo voordelig mogelijk nog te verkopen. Een vloed van aandelen overstroomt dan de beurs, tot als het ware een paniek een ieder grijpt.

De aandelen worden dan met pakketten tegelijk op de markt gesmeten. De beurs kan dit alles niet verzwelgen. Er zijn geen kopers, integendeel het aantal verkopers groeit steeds meer.

De crisis van het Duitse kapitaal

Uit het bovenstaande zien we, dat de beurskrach niet anders was dan een productie-crisis, dat haar oorzaak niet lag in het stijgende aanbod van de aandelen of de angst der kapitalisten in een oorlog gesleept te worden door Hitler.

Een oorlog is juist voor het Duitse kapitaal het enige redmiddel, naast een nóg grotere uitbuiting van de arbeiders.

Maar noch een oorlog, noch een wreder uitbuiting zal haar uit de impasse kunnen redden. De beweging van het kapitaal blijft zowel vóór als ná de oorlog, uitbreiding van het dode kapitaal door steeds minder levende arbeidskracht op gang gezet. Hoe geconcentreerd, gecentraliseerd en geaccumuleerd het Duitse kapitaal ook moge worden, wat blijft dat is de wet, dat steeds moeilijker de rentabiliteit verloopt.

Zo sleept het Duitse kapitaal (en dat geldt ook voor al het kapitaal) zich voort op de weg van de ondergang. Zo rekt zij haar parasitair bestaan voort, ten koste van het leed en straks van de dood van miljoenen arbeiders.


Redactionele aantekening

*) Zie: Fritz Sternberg.


Geesperantistoj!

Abonu Klasbatalon, organon de la Sovetkomunista Frakcio en SAT. Enhavo de SEPTEMBRA numero:

Postkongresaj pripensoj.
Partio k laborista klaso.
La kunveno de la Sovet-Komunista Fraicio en SAT en Bruselo.
Pri la dua internacia kongreso de la Junularo por la paco.
Leterkesto.

Demandu la distribuantojn de R.C. aùskribu al J. Meyer.


Compiled by Vico, 5 September 2021


























Overzicht