Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives


Spartacus en het Trotskisme, 1946


Bron:   Spartacus en het Trotskisme. – In: Spartacus, weekblad van de Communistenbond “Spartacus”, jg. 6 (1946), nr. 26 (29 juni), p. 4-5; bron van de transcriptie: “Left Wing” Communism – an infantile disorder? , eerder verschenen op Arbeidersstemmen  als: Spartacus en het Trotskisme; 1 juli 2019; hier gecorrigeerd, de noten zijn niet overgenomen.


We hebben er nimmer veel voor gevoeld, noch in de illegaliteit, noch daarna, een ondankbaar dispuut aan te gaan met de Trotskisten. Voor zo ver we ons herinneren, is er van onze kant slechts éénmaal gepolemiseerd. Dat geschiedde toen enige Trotskisten en v.s.v.-kameraden [Vereniging van Spartacus Vrienden] in Zutphen in een vergadering waar één van de (Revolutionair-Communistische Partij) bestuurders van de Trotskistische r.c.p. sprak, door middel van een motie de wens kenbaar maakten, dat de mogelijkheden van fusie tussen r.c.p. en Spartacus onder het oog zouden worden gezien. Wij waren van mening, dat het antwoord daarop onzerzijds in ons weekblad en mondeling in Zutphen door één van onze sprekers op een later gehouden vergadering gegeven was, afdoende was geweest. Dat blijkt nu, zeker ten aanzien van de r.c.p. niet het geval te zijn en dus willen wij nogmaals ons standpunt uiteen zetten. De aanleiding daartoe is de volgende.

Van tijd tot tijd bemerken wij, dat de r.c.p. haar pogingen voortzet om onder kameraden van Spartacus de stemming te kweken, dat beide politieke richtingen bijeen horen. Het is een oud kunstje, dat we van Leninistische, Stalinistische en Trotskistische partijen al lang kennen. De ene keer heette het b.v. bij de Stalinisten: “eenheidsfront” vaak “volksfront” maar in wezen was het steeds gericht op fractievorming binnen de organisatie van een andere beweging. Het Trotskisme, dat bovendien organisatorisch nog zoveel zwakker is, heeft daarbij, zoals Trotski zelf in zijn gehele leven demonstreerde, de bijzonder geaccentueerde vorm van intreden in andere politieke organisaties, door ideologisch werken, het organisme veroveren, of indien dat niet gelukt een nieuwe scheuring tot stand brengen. Dat laatste gaat dan gepaard met het verguizen van eerst bewierookte, maar niet genoeg volgzame “leiders”. Deze methode om door duistere achterwegen zijn doel te bereiken verbaast ons niets. Evenmin dat men daarmede behalve verwarring ook haat zaait; dit is immers het natuurlijk gevolg van zulk gewroet. Het Trotskisme, dat, zoals gezegd, dit soort werk regelmatiger, systematischer en wat dikker op-gelegd toepast, heeft zich daarmee door de gehele wereld in kringen van revolutionairen gehaat gemaakt.

Waarheen we ook kijken, Amerika, Frankrijk, België, Nederland, overal waar de woorden fusie en ruzie ten nauwste met elkaar verbonden. Want was fusie verwezenlijkt, en begon het georganiseerde fractiewerk, dan waren de minderwaardigste argumenten, de grofste laster en verdachtmakingen niet te slecht om het doel te verwezenlijken.

De r.c.p. weet, dat zij bij de Communistenbond “Spartacus” niet openlijk behoeft aan te kloppen voor fusie. Twee redenen zijn daarvoor aanwezig. De eerste is, dat “Spartacus” het verleden kennende, geen goede en eerlijke bedoelingen bij het Trotskisme aanwezig weet.

De tweede reden is, dat de Communistenbond “Spartacus” zich gans andere taken stelt dan de Trotskistische partijen.

Wij ontvangen nu van één onzer kameraden een brief ter inzage, die een r.c.p.-bestuurder aan hem zond. Afgezien van het feit, dat daarin zaken worden behandeld en namen worden genoemd waarvan begrepen moet worden dat ze beter achterwege kunnen blijven, wordt daarin van onze kameraad gevraagd, in “Spartacus” te werken in de richting van vereniging van de organisaties.

De briefschrijver gaat daarbij, terwijl hij zichzelf en zijn kameraden aanduidt als bescheiden mensen, zover, om het plan te opperen dat het weekblad van zo'n nieuwe formatie zou heten: “De Tribune”. Hij zegt woordelijk:

“Ik ben leninist en zij zeggen er tegenstander van te zijn. Zou dat werkelijk het geval zijn? Ik betwijfel het. De kwestie ligt veel oppervlakkiger.”

Men ziet wat er gaat gebeuren. Als het fusie-wapen als een bijl in de andere organisatie moet worden gezet, wordt gesuggereerd, dat de verschillen maar aan de oppervlakte liggen.

Maar dan komt het brutaalste. Er wordt aan die brief een z.g. afschrift toegevoegd van een andere brief, die in April 1946 zou zijn gezonden aan de Communistenbond “Spartacus” te Amsterdam waarin wel is waar erkend wordt, dat "de geschillen welke ons thans scheiden, onverenigbaar zijn binnen de discipline van één partij, maar waarbij dan toch aan het slot het plan wordt geopperd, om een gezamenlijk discussie-orgaan uit te geven en discussievergaderingen te beleggen, opdat na een zekere periode kan worden beslist over de vraag, of een nauwere samenwerking mogelijk is.

Dit z.g. afschrift doet de deur dicht. Ons heeft een dergelijk schrijven nooit bereikt en men wist bij de r.c.p. van vroegere gelegenheden, dat “Spartacus” daarop niet de minste prijs stelde. Ziehier een versterkt staaltje van de methoden om leden van een organisatie te gebruiken en aan te zetten tot fractiewerk.

Wij willen ook een ogenblik ingaan, op de inhoud van dit z.g. afschrift. We lezen:

“Zowel Uw beweging als de onze zijn voortgekomen uit de r.s.a.p. Terwijl onze partij het Leninistisch program der oude partij tot het zijne heeft gemaakt, en daaruit de consequenties heeft getrokken, die destijds door de r.s.a.p. nog niet voldoende werden gezien, als 1e aansluiting bij de IV Internationale" … enz.
"Uw organisatie (dus Spartacus) heeft zich daarentegen meer en meer van het program der r.s.a.p. verwijderd, hetgeen”, … enz.;

En verder:

“Het was onvermijdelijk, dat wij allen na het plotseling wegvallen van een ervaren leiding fouten zouden maken, vaak talrijke fouten. Zowel gij als wij beschikten over onvoldoende ervaring.”

Bescheidenheid siert de mens, hoort men wel eens, maar deze bescheidenheid loopt wel wat teveel in de gaten. Beiden maakten fouten, maar de r.c.p. heeft de juiste consequenties getrokken, die door de r.s.a.p. nog, let wel nog niet voldoende werden gezien.

Jammer voor de r.c.p. dat de feiten ietwat anders liggen. Natuurlijk, ook wij erkennen dat de r.s.a.p. een ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat de revolutionaire arbeiders bij het r.s.a.p. standpunt niet konden blijven stilstaan. Maar de ontwikkeling voor de r.s.a.p. is gekenmerkt gewest door een afgroeien van de Trotskistische beweging. Nimmer heeft zij in feite tot die formatie behoort en in steeds scherper conflict is ze er tegenover komen te staan. En dat geschiedde met de instemming van de “ervaren leiding” en ondanks het feit, dat enkele aanhangers van het Trotskisme van tijd tot tijd als fractionisten de r.s.a.p. in- en uittraden. Uiteindelijk lagen de verhoudingen zo scherp, dat Trotski in overeenstemming met de hierboven gesignaleerde methode, uitsprak, dat “Sneevliet met zilveren koorden met de Hollandse regering verbonden was.” Er is dus voor de r.s.a.p. ook wel wat minder aanleiding de tien gevallen kameraden als hun kameraden aan te merken.

Dit zich door de r.s.a.p. verwijderen van het Trotskisme gold niet alleen de “Russische methode” in de z.g. Vierde Internationale toegepast, die iedere mogelijkheid uitsloot, dat andere gedachten dan de officiële van Trotski, tot gelding konden komen. Zij gold niet alleen een veroordeling van de intredings- en fractiepolitiek, maar zij hield daarnaast ten nauwste verband, met het groeiende besef in de r.s.a.p., dat reeds in de eerste periode van de Russische Revolutie bij het bolsjewisme kiemen aanwezig waren, die moesten leiden tot alles wat later op rekening van het Stalinisme zou worden geschreven.

Het is daarom, dat Sneevliet, anders dan Trotski, die noch in “Mijn Leven”, noch in de “Geschiedenis van de Russische revolutie” daarover ook maar iets belangwekkends zegt, Kroonstad noemde “een zwarte bladzijde in de proletarische vrijheidsstrijd”.

Het is daarom, dat in het toenmalige maandblad van de r.s.a.p. “De Rode October” een paar artikelen van de hand van E. Bauer verschenen over “Rosa Luxemburg in onze tijd”, waarin haar critiek op de afschaffing van de arbeidersdemocratie in Rusland tot uitdrukking kwam en hoe dit moest voeren naar een regering van partijleiders en naar verlamming van de raden.

En het is daarom, dat de r.s.a.p. uit haar beginselprogramma schrapte de zinsneden over “de onvoorwaardelijke verdediging van de Sowjet-Unie”.

In de illegaliteit is die ontwikkeling nog voortgegaan en de reeds aan de orde gestelde kwestie van een volkomen nieuwe heroriëntering van de partij, waarbij de oude vakbewegingspolitiek en het parlementarisme aan een nieuw onderzoek zouden worden onderworpen, en de gehele inzet van de beweging zou worden gericht op bedrijfscomités en propaganda voor de raden, werd door hen, die de r.c.p. noemt “onze ervaren leiders”, maar tegen wie zij als Stalinisten of als Trotskisten hadden gestreden, niet voltooid door de slag tegen de oude formatie trof in Maart en April 1942.

De lijn is echter doorgetrokken, de kwesties zijn dus nog van minder “oppervlakkiger” aard geworden dan zij voor de oorlog waren.

Duidelijk is ons, dat de sociaal-democratie, Stalinisme en Trotskisme allen richtingen zijn, die de staatssocialistische opvattingen aanvaarden, opvattingen die eens de toen nog ongescheurde sociaal-democratie b.v. bij monde van W. Liebknecht bestreed en waartegen trouwens ook Marx zelf heeft gefulmineerd.

Het is ons duidelijk, dat juist nu het kapitalisme groeit naar steeds omvangrijker staatsexploitatie, door de staatssocialisten “socialisatie” genoemd, maar dat dit niet leidt naar het Communisme, doch naar staatskapitalisme. En uit die gezichtshoek wordt ons veel van wat in Rusland plaats vond zeer begrijpelijk.

“Spartacus” heeft tot taak al zijn krachten te richten op het brengen van het inzicht, dat de bevrijding van de arbeidersklasse het werk van de arbeidersklasse zelf moet zijn en dat geen geniale leiders of partijen die taak van het proletariaat kunnen overnemen.

Dit begrip brengt met zich mede, dat ook aan de nieuwe wordende internationale partij, die mede de kaders dient te vormen voor de komende massa-acties, een totaal andere taak is toebedeeld.

Niet de taak van eigen machtsvorming en machtsverovering maar een dienende taak in de bewustwording en de internationale verbondenheid van de strijdende massa's.

Nimmer zal men in “Spartacus” lezen wat Cannon de leider van de officiële Trotskisten in Amerika schreef:

“Een Trotskist doet alles voor de partij; al moet hij zelfs in het slijk kruipen”. Wie dat eenmaal aanvaardt, die is ook rijp om alles door te maken wat helaas zoveel vroegere revolutionairen in de derde internationale ondergingen.

Wij laten het graag over aan het kapitalisme en aan partijen van de oude stempel de arbeiders te leren door het slijk te kruipen.

Wij hebben tot taak zelfstandig denken en fierheid bij de arbeiders te propageren. Daarom kan het ook niet dienstig zijn, ook maar op enigerlei wijze de indruk te vestigen, alsof er een verwantschap bestaat van Spartacus-opvattingen met de Staatssocialistische en partijpolitieke denkbeelden van het Trotskisme. Het oprichten van gemeenschappelijke bladen met de bedoeling later een nauwere samenwerking te overwegen, heeft alleen het kwaad de gedachte aan zodanige verwantschap te voeden.

Men moge ons, zoals in de brief verder plaats vindt, rustig ultra-radicalisme van die zijde verwijten. De consequenties van het Trotskisme, dat de arbeiders aanzet te stemmen op de c.p.n. die door haarzelf als nationalistisch en verraderlijk wordt gekenmerkt, n.b. met het argument, daarmede het klasse-inzicht door “overgangsleuzen” te versterken, zullen op den duur duidelijk genoeg worden.

Want het zijn “overgangsleuzen” die alleen kunnen voeren naar nieuwe nederlagen voor de arbeidersklasse, omdat zij daarmede van haar werkelijke taak, de organisatie van de strijd wordt afgeleid. Zoals de arbeiders eenmaal “vrijheid, arbeid en brood” hebben verwacht door te stemmen op de s.d.a.p., zo zal het gaan met hen, die op de c.p.n. stemmen. Van de vertegenwoordigers van die partij zullen ten onrechte worden verwacht “Hoger loon en lager prijzen”. Dat is dus geen “progressieve overgangspolitiek” maar één van terugtrekken naar het platte parlementarisme.

Daaraan doen wij niet mee, noch aan zulke parlements- en partijpolitiek, noch aan de ondersteuning van staatssocialistische denkbeelden.

Wij hopen alleen, dat hiermede de posities eens en voor goed tussen Trotskisme en Spartacisme zijn getekend.


Compiled by Vico, 20 September 2019